Vandaag staat er een leuke afspraak in mijn agenda. De zon schijnt, heb koffie gezet, zet mijn zonnebril op en loop naar mijn auto. Ik rijd van Horst naar ‘The Big City’. Onderweg luister ik naar radioberichten over de wereldleiders in Den Haag en af en toe naar een stem die me vertelt waar ik moet afslaan. Ze brengt me tot in Amsterdam-Noord.
Langs het Noordhollandsch Kanaal is het rustig lopen richting mijn afspraak. Inmiddels is de lucht hier dichtgetrokken en kan mijn zonnebril wel af. Dat helpt bij mijn eerste spel vandaag. Ik speel tijdens het wandelen het ‘teruglach-spel’. Wil je het spel spelen? De spelregels zijn simpel. Je komt iemand tegen, maakt oogcontact en glimlacht. Oprecht, niet doen alsof.
Er is bijna niemand die geen glimlach terug geeft. Tot ik op de hoek van een straat een man in een rolstoel zie zitten voor een buurthuis. Hij geeft geen bescheiden glimlach, maar legt van oor tot oor zijn roze tandvlees bloot. Hij is in een opperbest humeur. Een kunstgebit schijnt hij niet te missen. Ik knik vriendelijk maar toch, ik wil niet meer spelen.
Hij heeft wat mij betreft gewonnen.
Als ik aangekomen ben bij de plek van mijn afspraak, doet een vrouw glimlachend de deur open. Okay, nu geen spelletjes meer, maar tijd om mijn zangstem onder de loep te nemen. Degene met wie ik een afspraak heb, geeft namelijk zangles op het conservatorium in Utrecht en Amsterdam. Na een leuk gesprek beginnen we met de zangles. Ik heb een muziekstuk meegenomen wat ik aan het instuderen ben voor een nieuw project.
Ze neemt plaats achter haar piano en een van haar eerste opmerkingen die ze maakt: “Als je je zangstem wilt ontwikkelen hoef je niets anders te doen dan spelletjes te spelen. Wil je het spel spelen?” Goed, dat kan ik wel.
Ze legt uit hoe het werkt. Het spel heeft geen doel. Ik mag niet bezig zijn met extern resultaat. Ze laat me oefenen met Sprechgesang, timing, improviseren op een akkoordenschema, de liedtekst voorlezen, spelen met zangfrases en zeker niet denken, maar voelen. Als je gaat denken, speel je het spel niet meer.
Ik krijg soms kortsluiting in mijn hoofd. Sommige synapsen zijn nog niet eerder met elkaar in contact gekomen, merk ik. Al laat ik dat maar toe. It’s all part of the process.
Na anderhalf uur is het tijd om te gaan. Moe, maar voldaan rijd ik terug naar huis.
Voor mij geen spelletjes meer vandaag.
Thuis plof ik op de bank en zet de tv aan. Tevergeefs.
Alle wereldleiders op een rij. Dit is een gevaarlijk spel.
Een spel van; Samen sterk, alleen als je doet wat ik wil.
Wil je het spel spelen? Dan doe je alsof, ook al voel je dat het niet klopt.
Van ‘doe-alsof’ spellen krijg ik ook altijd kortsluiting in mijn hoofd. Ik denk terug aan vanmorgen, aan de vrolijk lachende man zonder gebit. Hij doet niet aan spelletjes. In tegenstelling tot de mensen op tv zal hij gelukkig nooit hoeven te lachen als een boer met kiespijn.